Persoonlijke verhalen


Klaas van den Berg

Klaas van den Berg is geboren op 6 februari  in 1919 . Al vroeg in de oorlog werd hij opgepakt als verzetsstrijder en heeft de rest van de oorlog doorgebracht in Duitse kampen. Vrijwel direct na de oorlog, in 1946, heeft hij deze herinneringen op papier gezet. Hieronder zijn hier een aantal fragmenten te lezen uit die brieven die hij in 1946 schreef met zijn ervaringen.

Al vrij snel na de bezetting door de Duitsers in 1940 besloot Van den Berg zich aan te sluiten bij een verzetsgroep. Hij was één van de Nederlanders die besloot om zich niet neer te leggen bij de Duitse bezetting. Deze eerste verzetsstrijders staan beter bekend als “De Geuzen” (Vlaardingen). De heer Van den Berg behoorde tot de verzetsgroep IJzerdraad, die al  snel door verraad opgerold zal worden door de Duitsers. Op 13 maart 1941 werden 15 vrienden uit die groep geëxecuteerd op de Waalsdorpervlakte. Van den Berg zal als politieke gevangene de rest van de oorlog doorbrengen in Duitse gevangenenkampen. Door hier te klikken kunt u meer lezen over De Geuzen.

https://www.geuzenpenning.nl/index.php?tekst_id=1&news_id=10&lang=NL

Bron: Arolsen Archives

Gedurende 1 jaar bracht Van den Berg door in het kamp Buchenwalde. Na zijn verblijf hier is hij overgebracht naar het verschrikkelijke kamp Grosz-Rozen, waar hij 3,5 maand zal moeten verblijven. Het kamp Grosz-Rozen was een zogenoemd “Endstation”, of te wel een vernietigingskamp. Deze 3,5 maand in dit kamp zijn voor hem zo verschrikkelijk geweest, dat hij hier nog maar weinig van kan herinneren. Volkomen versuft, down en totaal ondervoed kwam Van den Berg op transport van Grosz-Rosen naar Dachau, waar hij op 8 augustus 1942 aankwam. Hij woog toen slechts 39kg, bij een lengte van 1,79m. Hier zal hij de rest van de oorlog verblijven.

In Grosz-Rozen werd Van den Berg ondergebracht in Block 8, maar niet voordat de Lagerführer met getrokken revolver gedreigd had in die “Dreckhäuse” te schieten als ze niet stil waren. Hij ontving samen met de anderen een goede liter knollensoep met veel vlees, zodat zij zich afvroegen of ze het toch niet zo slecht getroffen hadden. Echter hebben ze de weken erna niks anders gezien dan knollensoep. Echte knollensoep kon je het niet noemen, het was meer knollenwater. Van den Berg beschrijft in zijn brieven dat hij tijdens zijn verblijf in Buchenwalde en in Dachau altijd honger heeft gehad, maar zo erg als in Grosz-Rozen heeft hij het nooit weer meegemaakt. Dat was verschrikkelijk.

Vermaak en ontspanning bestond niet in Grosz-Rozen, vooral niet voor de “Roden”. Met deze kleur werden de politiek gevangen aangeduid. Hier viel Van den Berg ook onder. Voor hen was het altijd werken en ’s nachts niet slapen. ’s Avonds moesten ze meestal groenten schoonmaken en aardappels schillen voor de SS-keuken. Een andere mogelijkheid was, dat ze langs de stroomdraad grassprietjes  tussen het prikkeldraad weg moesten halen met ontbloot bovenlichaam. Zo nu en dan ontvingen ze daarbij een duwtje, zodat ze met het gezicht of lichaam in het prikkeldraad terecht kwamen. Daarna mochten ze naar bed; na een half uurtje kregen ze de surprise van de dag. Bijna elke nacht wat anders.

Bron: Arolsen Archives

Het kamp Grosz-Rozen bestond slechts uit 12 kleine barakken. Toiletten bestonden er niet; daarvoor was achter de barakken een grote kuil gegraven met wat latwerk er om heen. Hier moest je op gaan zitten om je behoefte te doen. Als de wind naar de barakken was gekeerd, was het niet om uit te houden van de stank. Als men bedenkt dat het kamp ongeveer 1600 man sterk was en 80% doorlopend “durchlauf” had, kan men wel begrijpen wat een vuile bende het was. Waslokalen waren er ook niet. Daarvoor stonden tussen de barakken varkenstroggen, die ’s morgens gevuld werden en waarin Van den Berg zich in de vroegte moest wassen. ’s Middags moesten er de eetschaaltjes in gewassen worden en ’s avonds bij het binnenrukken de voeten. Een half uur later weer de schaaltjes. Aan een redelijke hygiëne ontbrak het volledig.

Het grootste gedeelte van het kamp werkte in de Steinbruch, waar ook de meeste doden vielen. Van den Berg rukte om 7 uur uit op blote voeten met de klompschoenen in de hand. Die mochten ze de hele dag niet aantrekken, wanneer ze in de steengroeve aan het werk waren. Wanneer ze terugkwamen in het kamp, konden ze de klompschoenen weer aantrekken. Meestal waren de voeten zo kapot en opgezwollen dat ze de schoenen niet verdragen konden. Iets dat begrijpelijk is, als je bedenkt dat het een graniet-steengroeve was. Waar je ook liep was de grond bezaaid met kleine stukjes graniet die zo scherp waren als een scheermes.

 

De hele dag moest Van den Berg in looppas lorries laden met grote stenen, die zwaarder waren dan hijzelf. Na het laden werden de lorries weggeduwd en weggekiept en het begon weer van vooraf aan. Tot 12 uur werkten ze zonder eten, daarna kregen ze warm water met zout. Hierin kon wonder boven wonder ook nog wel eens een stukje knol zitten. Veel meer dan één stukje of een koolblaadje was dit nooit. Na het middageten werd er weer gewerkt tot 7 uur, waarna appèl plaats vond.