Oorlogsverhalen uit een dorp

Tubbergen

Crash Lancaster ED-828 VN-O

'Verraden door de verzetsbeweging'

In de nacht van 12 op 13 juni 1943 is er aan de Stouweweg in Reutum een Lancaster gecrashed. De bemanning van de Lancaster betreft: F/Lt. Philip J. Stone DFC, piloot, 25 jaar; Sgt. Aubrey Hunter, boordwerktuigkundige, 22 jaar; F/Sgt. Alan J. Mills, radiotelegrafist, 20 jaar; P/O William T. Batson DFM, bommenrichter/neusschutter, 20 jaar; P/O William J. Glenn DFM, navigator, 22 jaar; F/O  Murray D.S. Hicks, rompschutter, 36 jaar; F/O Albert J. Smith, staartschutter, 20 jaar. De tijdens de crash omgekomen bemanningsleden zijn begraven op de begraafplaats in Reutum.

Op zaterdag 12 juni 1943 was in Engeland van de basis Skellingthorpe, de Lancaster “VN-O” opgestegen. Het toestel behoorde tot No. 50 squadron en had als serienummer ED-828. Boven de Noordzee verzamelden de vliegtuigen zich en zetten koers in oostelijke richting. Hun doel deze nacht was Bochum in het Ruhrgebied waar de Flak-batterijen in groten getale stonden opgesteld. Boven de Nederland-Duitse grens werden de bommenwerpers hevig beschoten door de luchtafweer. Enkele toestellen stortten neer of moesten een noodlanding maken. Ook de Duitse nachtjagers waren actief. De “VN-O” had echter geen moeilijkheden en bereikte de stad Bochum. Daar dropte Batson de bommen op de met lichtfakkels aangegeven plaats. Daarna vloog F/Lt Stone de Lancaster terug naar huis. Tijdens het passeren van de Nederlands-Duitse grens sloeg het noodlot toe. De bommenwerper werd aangevallen door een Messerschmitt. Het vliegtuig vloog direct in brand en was niet meer onder controle te houden. De piloot gaf het bevel het toestel te verlaten, maar door de “G”-krachten die op het toestel werkten bleek dit onmogelijk. Kort daarop moet er een explosie bij de cockpit hebben plaatsgevonden. Batson werd uit het vliegtuig geslingerd en zweefde aan zijn parachute naar beneden, zonder deze zelf te hebben geopend. Bij de landing besloot hij om de nacht in het koren door te brengen om niet het risico te lopen gepakt te worden. .

De Britse vliegeniers in de rogge bij de familie Zenger in Weerselo. (Bron: Zij kwamen bij dag en nacht, M. Klaassen)

De volgende morgen kroop hij naar de rand van het veld waar zich een smalle weg bleek te bevinden. Daar benaderde hij een fietsers en vertelde hem dat hij van de RAF was. De fietser maakte gebaren waaruit op te maken was dat hij in het koren op verdere hulp moest wachten. Na enige tijd kwam er een man bij hem die zei dat hij zich nog gedekt moest houden, terwijl hij voor hulp zorgde. In de middag kwam er een ander bij zijn schuilplaats. Hij vertelde dat ze hem die avond naar een onderduikadres zouden brengen. Tegen de avond werd hij opgehaald door twee mannen die hem mee namen naar hun fietsen. Daar wachtten twee meisjes hem op. Één van hen waste zijn gezicht en gaf hem een burgerjas. Toen het donker begon te worden werd hij naar het onderduikadres bij de familie Zenger gebracht, omdat de mannen hadden vernamen dat een tweede bemanningslid van het toestel daar de volgende dag ook heen gebracht zou worden. Dat tweede bemanningslid was William Glenn. Hij was neergekomen aan de Stouweweg en had zich verborgen in de rogge op de Dokterskamp in Fleringen. Hij kwam een tijdje later terecht bij Veldmeier. Daar heeft hij in de schuur de nacht doorgebracht. De volgende morgen is hij opgehaald door bakker Zenger en Karel ter Laak. Bij de familie Zenger hebben ze acht dagen doorgebracht in een tentje in de rogge. Daarna is het tweetal overgedragen aan het Nederlandse verzet en verder geholpen naar België. Vanuit daar gingen ze richting Parijs. Daar werden ze echter opgepakt, omdat de Franse verzetsbeweging was geïnfiltreerd door een persoon die voor de Duitsers werkte. Ze werden naar de Fresnais-gevangenis van de Gestapo gebracht en enkele dagen later op transport gesteld naar Frankfurt en overgedragen aan de Luftwaffe die hen doorstuurde naar het krijgsgevangenkamp Stalag Luft III in Sagan. Daar werden ze gescheiden van elkaar. In 1945 werden alle krijgsgevangenen onder moeilijke omstandigheden afgevoerd naar Luckenwalde, waar ze in april 1945 bevrijd werden door de Russen. Na een paar weken werden ze overgedragen aan de Amerikanen en naar België gebracht. Vanuit daar gingen William Glenn en William Batson terug naar huis. 

Bron: Zij kwamen bij dag en nacht – M. Klaassen – 1990